zondag 6 december 2015

De matroos en het meisje (6)

Het meisje fluistert.
Jij alleen kunt jezelf  redden.
Ze breekt het hart verder in klein stukjes.
En voedert hem.
Tot de laatste kruimel.
Dan slikt de zee een eerste maal.
De matroos.
Nogmaals.
Het meisje.
Ver daarboven trekt de maan.
Zich uit de sikkel en het tij uit zichzelf.
De wind scheurt zich uit de bomen.
Bevrijd als een veulen in de lente.
Als een waanzinnige spreeuwenzwerm.
Ze bolt de zeilen en voedt de golfslag.
Alle sterren hervinden hun plek in het uitspansel.
Behalve één. Daar heerst nu een zwart gat.
Kleine en Grote Beer blikken nog één keer.
En trekken zich dan terug voor de dag.
Duizenden schepen lichten anker.
Zonder anker te lichten.
Zetten koers richting oosten.
En gooien zich in de rode gloed.
Van de opkomende zon.
Op boot duizend-en-één ligt een drenkeling.
Bewusteloos.
Wijfelend tussen leven en dood.
Maar dan baart de branding.
Een tweede maal.
Hetzelfde meisje.
Gooit haar in de put in het zand.
Als in de palm van een hand.
Haar bedaarde hartslag raakt zijn radar.
Trekt hem uit zijn twijfel.
Terug het leven in.
In zijn hart roert zich het woord.
Dat voortaan zijn bloed voedt.
Dat bij elke verwijderde zeemijl groeit.
En groeit tot zijn hart zal barsten.
Tenzij hij tijdig terugkeert.
Gehoor geeft aan het woord.
Dat zij hem schonk.
Saudade.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten