zaterdag 5 december 2015

De matroos en het meisje (5)

Het woord zoekt het hart.
Van de matroos. Om zich te nestelen.
Maar het nest ligt er verlaten bij.
De matroos voelt dat het te laat is.
Onomkeerbaar.
Haar sirenewoord galmt door zijn lichaam.
Hij is gedoemd tot terugkeer.
Gevangen in een verlangen.
Naar haar.
Panisch vlucht hij de zee op.
Rent tegen beter weten in.
In de armen van zijn lot.
Op het strand ontwaakt het meisje.
Uit verdwazing. In verbazing.
Aanschouwt ze de ontwrichtte nacht.
Ze beeft.
Beseft dat ze leeft.
En dat er niemand meer op haar wacht.
De zee heeft genomen. Als een moloch.
Lijkt voldaan en nu tot rust gekomen.
Het meisje steekt zich in de jas.
En haar handen in de zakken.
Voelt de twee gestrande wrakken.
Die hijgend uit hun voegen barsten.
Ze sust en ze smelt.
Tot de tweeling weer naar elkaar overhelt.
Het hart gaat slaan.
En de matroos zakt door de zee.
Hij schreeuwt. Het water kolkt. Gevoelens overspoelen.
Aan de rand van het wak verschijnt het meisje.
Met zijn kloppend hart in haar handen.
Hij schreeuwt.
Red me en breek het.
Het meisje knikt niet begrijpend.
Red me en breek het voor ik verdrink.
Ze breekt het hart. Als een hostie.
Het wak sluit zich. Als ijs.
De matroos zit nu klem in de zee.
Vanaf zijn middel.
En ziet zich gevangen
in de grote verbaasde ogen.
van het meisje. Zijn meisje.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten