woensdag 25 oktober 2017

Twee handen

Ik heb twee handen
eentje om te geven
en een om te nemen
Het leek mij geen schande
om je ziel bloot te geven
aan zij die het goed menen
En dus was er één hand die gaf
en één die vroeg, kleintjes en laf
om gunsten voor mijn streven
iets kleins, liefs, mij om het even
Ik heb twee handen
een die voluit gaf
en een die minder kreeg.
Beide handen
zijn nu leeg.

Soms denk ik

Soms denk ik
we zouden moeten praten
in de tijd die ons nog rest
over vervlogen vreugde die we vergaten
of pijn al die jaren gemeden als de pest

Soms denk ik
wat moeten jij en ik nog zeggen
over wat we voor elkaar wel en niet zijn geweest
voor dat vuile iets ons het zwijgen op zal leggen
en de stilte komt waarvoor we beiden zijn bevreesd

Soms denk ik
moet ik jou in woorden vertellen
hoe dankbaarheid als een boom in mij leeft
omdat ik veilig onder jouw vleugels kon vervellen
en jouw liefde het van de duisternis gewonnen heeft

Maar dan denk ik
dat ik niet moet denken
en jou gewoon de vrijheid schenken
nog te delen met mij wat je zelf wil
want maken op een heel leven
die laatste woorden nog wel verschil

Er was een tijd

Er was een tijd
dat we alle tijd deelden
in opperste gelukzaligheid
en als we ons verveelden

Er was een tijd
dat tijd niet speelde
Dat alles nog voor altijd was
en tijd elk verdriet genas
Het was een tijd
met tijd als weelde
waarin dag en nacht
vaak haasje over speelden
Het was een tijd
waarin we ons verbeeldden
Dat alles wel vanzelf zou gaan.
En ja, plots was die tijd vanzelf gedaan.
Toen kwam de tijd
die onze tijd vergeelde
Maar eerlijk waar zonder spijt
Wat ben ik blij dat ik een tijdje met je deelde.

Te laat

Afscheid nemen
is gauw gedaan. Zeker
als je zelf weg wil gaan.
Maar wat als de ander aan
het stromen slaat , hebben
en houden zachtjes achterlaat
en vliedt naar een gebied
ongekend en onbemind
waarvan je hoopt
dat je eigen kind
het nooit voor jou
vindt?

Wanneer zeg je dan
Vaarwel en ga nu maar
Het is goed, je bent hier klaar
Ik vrees dat ik het nu al raad:
Te laat.

zondag 22 oktober 2017

Buiten woedt november

Buiten woedt november. 
Het is 5 graden voor 12. 
Over het raam glijden 
er tranen. Een oude wind waait.  
Guur maar vertrouwd 
en daarom welkom. 
Zonder antwoorden. 
De zon dimt. Op vraag 
van een meerderheid. 
Klein geluk is geen geluk. 
Dan liever de kraag rechten.
De storm zoeken. 
Om de zwakken weg te blazen.  
Om ruimte te maken 
voor de sterken
 en de uitverkorenen.
Alleen dan
gloort er ooit weer toekomst 
in het avondland. 
Maar eerst moet
daarvoor de zon ondergaan 
in het Westen.

Ik zoek alvast de luwte.
Maak me op voor lange
strenge winter.
Met kaars en bril.
Een uil die
in al die chaos
zien wil.

Vrijblijver

Een vrijblijver.
Geen leraar.
Geen schrijver.
Geen ambtenaar.
Gewoon een
vrijblijver
die vervliegt
die zichzelf 
in slaap wiegt
met voornemens
en nakijken.
Het is nooit menens.
Het is altijd weer wijken.
Een ja 
met een maar.
Een medewandelaar. 
Een kind
dat blijft dromen
maar niet aan
de volwassenheid begint
om ze uit
te laten komen.
Een
onderdrijver
die met kansen kwist.
Vrijblijver
tot in de kist.

Brussel-Centraal

Brussel-Centraal.
Ik draal
rond jouw goedemorgen.
Je
welgemeende goeiedag
vanachter je beker
maakt me onzeker.
Mijn geweten
begint te zweten,
put zich uit,
maar zonder geluid
ga ik bij je vandaan.
Elke stap
die ik zet, is betaald.
Toch vertaalt 
dat zich niet
in een gul gebaar. 
Ik wandel maar.
Weg van mezelf
en ik kom mezelf tegen.
Je woorden wegen
op mijn zelfbeeld
dat altijd
de goeie speelt.
Ik kan het afkopen.
Kleingeld 
en dan verder lopen.
Of ik kan 
met je praten
jou in 
je mens-zijn
laten
en je goeiemorgen
waardig zijn.

Brussel-Centraal.
Ik mis mijn trein.