donderdag 18 april 2019

Van waarde

Ik graaf in mijn geheugen
alsof het aarde is,
naar wat nog kan deugen
dat voor mij van waarde is.

Tussen herinnering en leugen
stoot ik zo op een vreemd gemis
hoe ik mij als kind kon verheugen
om veel van wat nu verdwenen is.

De melkboer aan de deur
en de geur van vrijdagse vis,
witgesteven lakens en
de klanken van de dorpskermis,
Het idee dat ondanks de breuken
geluk ooit weer te vinden is.

Het blijkt allemaal gemis
naar de goede tijd met jou
naar al wat vervlogen is
en ik voor altijd houden wou.

woensdag 17 april 2019

Goeie golven

Daar ben je plots
in het geklots van
een mij onbekende zee
en neemt me mee
in een onaardse vrede
naar lang geleden terwijl
dennennaaldgeuren deuren
ontsluiten en vogels fluiten
alsof de eerste morgen
nog moet komen na een
nacht vol kinderdromen.
Je glinstert op het water
en nooit een echter prater
zwijg je ook nu in tevredenheid
voor je nabijheid golf na golf
bij me vandaan glijdt. In mij
zindert er een blauw gemis
naar jou , maar de zee zucht
flauw en opgelucht recht
ik mijn rug. Je bent voor
altijd zomer en in elke
zee vind ik je terug.

Pigment

Ik krijg witte vlekken
Verlies van pigment
Grootvaders trekken
Hij was een stoere vent.

Zo wijs als zijn jaren
Geschoold op oude leest
Altijd edel in gebaren
Mijn voorbeeld geweest

Al een half leven verdwenen
maar de bewondering blijft
Hij leeft voort in mijn genen
nu mijn huid het bruin verdrijft.

Notre dame

Een dame, de onze,
van ons allemaal,
statig en tijdloos
en bovenal sacraal
wordt nu verteerd
door vuur zo banaal
Het vreet pure cultuur
in dwaze razernij kaal.
De vlammen spreken
er een barbaarse taal
Een torenspits stort in
met nauwelijks kabaal.
Hier sterft een oude dame,
een dame van ons allemaal.

Frozen

Jouw huid
roept zonder geluid
om aandacht. Wacht
naakt om te worden
geschaakt op een
koude winterdag.
Wit licht ligt
lijzig en ijzig
op je rillend
lichaam voor
het raam dat
open staat en
dat gesmoorde
woorden in wolkjes
naar buitenlaat.
Mijn handen
bevroren tot aan de randen
reiken maar bezwijken
in één halfslachtige
daad die in haar onmacht
nog diepere wonden slaat.
Ik sluit
voor altijd onbekwaam
het raam en haat
het witte licht
dat mijn zelfbeeld
kil en koel
ten gronde richt.
Ik hoor je huiveren
achter mij en weet
wij zijn voorgoed
voorbij.

maandag 8 april 2019

Onzachte nacht

De nacht
bracht onzacht
de boze wolf
die als een golf
je dromen binnendrong
en gretig op al jouw
jonge meisjesangsten sprong.
Vanuit de geborgenheid
van je warme bed
heb je toen gauw de stap gezet
en bent mijn kamer ingeslopen
onder mijn dekbed gekropen
en zo liggend rug aan rug
dwongen wij de boze wolf
met gemak terug en
maakten de nacht weer zacht.

M.D.

Altijd tekort
Altijd te weinig
Woorden onkrachtig
tegen onveilig.
Nooit genoeg
Nooit toereikend
Jij die niets vroeg.
En ik weg van je kijkend.
Tussen altijd en nooit
wordt door onmacht
zout in wonden gestrooid.
Jij lijdt en je lacht.

De dag van nadien

De dag van nadien
van alles voorbij
van gehad en gezien
en het wijkende blij.

De dag na geluk
nooit volmaakt maar bijna
is een bloem na de pluk
sterven zonder gena

De dag zo gevreesd
zwart en stil als de zaal
is een redeloos beest
vreet alles weer kaal

De dag van nadien
is een dag vol gemis
naar wat zich even liet zien
en alweer vervlogen is

La condition humaine

Het lijkt alsof
mijn leven
het beste gedijt
in door volk omringde
eenzaamheid
Zelden alleen
vaak apart,
Zelden een
met een tweede hart.
Ongewild en ongekund
onverschillig of onverdund
blijf ik warse wegen gaan
en zie mezelf buiten staan.
Buiten waar ik bij wil zijn
gevangen in
la condition humaine.

Moedermoe

Ik ben moe, zo moe
zo moederziel alleen
Wegen gaan wegen
leiden nergens naar toe
en nieuwe vind ik geen.

Dus ik rust, geblust
de onrust uit mijn lijf
Het geweten half versleten
raakt nauwelijks nog gesust
Ik weet met mezelf geen blijf

Maar alles gaat, vergaat
slaat nieuwe snaren aan
Aan de horizon wacht de zon
en eerder vroeg dan laat
zal ik als vanouds verder gaan.

Tussen de vingers

Luchtkastelen
op mijn hand
als los zand
tussen de vingers.
Tomeloze indringers,
bedwelmende dromen
die gaan en komen
als eb en vloed.
Ze overspoelen
het gemoed
dat aanvaarden moet
hoe geluk rijst en daalt
en dat als het faalt
het dat vaak
in schoonheid doet.
Een lach ligt
loom op je gezicht
en lokt me naar
jouw luchtkasteel
waar ik voor
onoverwinnelijk speel
en zwicht.
Het geluk is draaglijk
even
zolang de vingers
zijn gedicht.

De deur

Je hebt de deur
toen zelf gesloten
verbazingwekkend
vastbesloten
voor goed
voor de best
omdat er niets
anders meer was
dan rest.

Sinds die dag
heb ik vaak stilgestaan
voor die deur
die enkel weer zal opengaan
als ik klaar ben om
met je mee te gaan.

Maar tot zo lang
leg ik nu en dan
mijn neus en wang
tegen die deur
en zoek jouw geur
die mij herinneren doet
wie je was en wat je deed
voor je door die deur
naar niets vergleed.

Achter de deur
waar ik mijn oor
te luisteren leg
sterven je voetstappen
al maar verder weg
en ik vrees de dag
dat ik aan die deur
zal staan
en niets meer van jou
ervaren mag.