dinsdag 28 januari 2020

Ei en ontbijt

Pistolets van de bakker.
Een ei voor 't ontbijt.
We lijken nog wel wakker
maar zien geen onderscheid
tussen de woorden belegen
als kaas die door herhaling
minder betekenis kregen en
woorden fris als bloemen
waarmee we ooit ontbijt
met pistolets en ei een stukje
hapbaar geluk durfden noemen.
De bakker blijft warm.
De eitjes halfzacht tot hard.
Maar toch voelt het nu arm
herkauwde woorden
binnensmonds verstard.

Het kaf van het koren

Beschouw het als verloren.
Het kaf van het koren.
Gescheiden. Na jaren van
vermijden en tegen beter
weten in loos bezworen.

Beschouw het als voorbij.
Een schip gehavend en in
averij gestrand. Omdat er
geen land viel te bezeilen.
Er bleek geen eiland wij.

Beschouw het als noodzakelijk.
Kwaad. Draad die loslaat
halverwege het verhaal
en alles even scheurt tot
onbegrijpelijk ondragelijk.

Beschouw het als een terugkeer.
Naar het wroeten van weleer.
Doorheen ballast. De last op
schouders gelegd. Tot een
gevecht waarvan voorbarig
werd gezegd: dat nooit meer.

Mist

De mist
hangt laag
en in slierten
om me heen.
Ik zie niet
waar naartoe
maar hou me
op de been.
Geen horizon
die wacht,
geen weg
nog vertrouwd.
De winter
houdt de wacht
en kleurt alles
grijs en koud.

Wornout


Oude kleren
op een hoop
op het bed.
Zonder hoop
uit de kast gezet.
En vervangen
door nieuw verlangen
en modieuze jassen
die beter passen
bij de vrouw van het huis.
Tijd voor grote kuis.
Plaats maken om
vooruit te raken op
de immer steile weg
naar het geluk. Wat
kaduk is, moet gaan.
Ik ga voor het bed staan
en zie wat niet valt te keren
eens je verzeild raakt
bij de afgedragen kleren.