donderdag 30 april 2020

Tussen de duiven

Sinds kort wonend tussen de duiven
dichter bij de lucht dan ooit tevoren
zie ik wolken richting einder schuiven
die hier blijkbaar niets hebben verloren.
Sinds kort is de begane grond ver weg
ergens in de diepte en in duister gehuld
Stoort het geen mens dat ik niets zeg
en duikt mijn bankrekening in schuld.
Sinds kort denk ik vaker aan grootvader
hoe hij hoofdschuddend in de hemel zit.
Dan brengen de duiven hem weer nader
nemen met hun milde eenvoud van mij bezit.
Sinds kort trek ik aan het kortste eind
hier op een zucht van de blauwe lucht.
Maar telkens dat mij te zeer ondermijnt
nemen zijn duiven mij mee op hun vlucht.

Geven en nemen

Leven
is nemen en geven.
Dat laatste gaat al goed.
Het beste van jezelf, je hart
en opbouwende kritiek
als het even moet.
Maar het is dat nemen:
Het afscheid of de benen
De bluts met de buil
Het heft in eigen handen
zijn nog vaak een valkuil
met gladde steile wanden.
Leven
blijft een oefenen
in opgeven
wat niet echt telt
en opnemen
als een nieuwe morgen
je belt.

maandag 27 april 2020

Niet bewegen

Niet bewegen.
Blijven staan.
Wacht nog even
met voort te gaan.
Hou het stil.
Laat alles los.
Zoek nog geen bomen
door het bos.
Geef het tijd.
Doe wat moet.
Al is veel kwijt,
niets voorgoed.
Maar hoe doe je dat
op een zee van onrust
vaste grond uiteengespat
wegdrijvend van de kust?

Twijfel je

Twijfel je aan de mens
aan waar hij gisteren is geweest
kijk dan naar de ouderen
en zie hoe tijd heel veel geneest.
Twijfel je aan vandaag
aan welke richting uit te gaan
kijk dan naar de man of vrouw
die een eigen weg durft in te slaan.
Twijfel je aan wat komt
in een wereld plots heel erg klein
kijk dan naar de kinderen
en zie hoe mooi morgen weer zal zijn.

vrijdag 24 april 2020

Thuis wacht alleen


Thuis wacht alleen.
De afwas van dagen.
Schemerlicht op steen.
Legt ‘t stof zich in lagen.

Thuis wacht de avond.
De klank van verlaten.
Het wensen gehavend.
Het éénrichtingspraten.

Thuis wacht de tijd
die weg is, die komt.
De zinloosheid van spijt.
De mond die verstomt.

zondag 19 april 2020

Alles en niets

Alles komt goed
en alles gaat voorbij.
Alles komt ook altijd terug.
Dat nemen we er maar bij.
Niets is voor eeuwig
Niets nieuws onder de zon
Niets is wat het lijkt
en alles heeft dezelfde bron.
Alles en niets
zeggen niets en alles.
Ze zijn hoop zwaaiend
met een hoed op een fiets.
Dat zegt je misschien niets
maar mij zegt het net alles.

zaterdag 18 april 2020

Huisvuil


Gelukkig heb ik kinderen.
Voor hen kom ik uit bed.
Anders had ik mezelf wel
al bij het huisvuil gezet.

Groot ongevaarlijk afval
van decennia loos proberen.
Al valt uit een hopeloos geval
helaas weinig te recycleren.

Gelukkig heb ik kinderen
die gelukkig kunnen zijn.
Zij zien het leven zinderen
en voorbij regen zonneschijn.

vrijdag 17 april 2020

Wat was

Je haren
in een haarband
Je rok
ruisend in de wind.
Aan je voeten
de overvolle wasmand
en ik, jouw toen nog
zorgeloze kind.
Je hangt
pyjama's aan de draad
knijpt kleren vast
in een lucht van hemelsblauw.
Je schildert met kleuren
tot er een regenboog ontstaat
die kronkelt als een guirlande
tussen mij en jou.
Je neemt me op de arm
lakens strelen over mijn kruin
Een zomerbries zucht warm
een ritselend verlangen door de tuin.
In mij vermengde zich
daar kinderlijk geluk
met de onweerstaanbare
geur van appelfris.
En als ik zelf nu kleren
van de wasdraad pluk,
snuif ik dankbaar dat parfum op
vol van een troostend zoet gemis.

Het verhaal

Het verhaal
laat zich pas lezen
als de punten
en komma’s zijn gezet.
Als de wereld
van deze koorts zal
zijn genezen
en het oude leven
schijnbaar is gered.
Het verhaal
wordt dag na dag
geschreven,
door u en ik die
tegelijk schrijver
als personage zijn.
Met schamele woorden
proberen we elk
ampel zin te geven
aan ons opstaan in dagen
van quarantaine.
Het verhaal
zal vele versies kennen
met helden, verliezers
en een door grote leiders
bedacht plot.
Het zal ons terug
aan onze kwetsbaarheid
leren wennen,
maar hopelijk eindigen met:
Ze leefden nog lang en gelukkig
en kwamen terug uit hun kot.

donderdag 16 april 2020

Gauw

Gauw,
maar nu nog even niet.
Geen mens die het niet wil.
Maar geen mens die het al ziet.
Gauw,
maar nu nog even niet.
Het verlangen laat zich nog buigen
voor de dreiging van verdriet.
Gauw,
maar nu nog even niet.
Ooit zal de wind weer dragen
veel van wat men nu verbiedt.
Gauw,
maar nu nog even niet.
Ooit gaan die armen weer open,
is het daarbinnen weer een veilig gebied.
Gauw,
maar nu nog even niet.
Gauw is dit slechts een droeve strofe
in ons verder vooral vrolijk levenslied.
Gauw.

dinsdag 14 april 2020

Het licht

Het licht
schrijft jou zoveel mooier
dan ik in woorden krijg
gedicht.
Het licht
licht je ogen op
en laat me lezen
tussen de lijnen
van je gezicht.
Het licht
lacht zacht met
mijn ijdel streven
jouw schaduwen
scherp weer te
geven.
Het licht
schenkt jou
aan mij
zoals je bent,
maar ik verzin
woorden bij
de geheimen die
niemand van jou
kent.

Gezond verstand

Je hoort het op de radio.
Je leest het in de krant.
Mensen gebruik alsjeblieft
nu eens je gezond verstand!
Maar dat gezond verstand
bij sommigen is dat ziek.
Zij schudden vrolijk elke hand.
Doen niet mee aan die paniek.
Dat zogezegde gezond verstand
valt niet te helen in een hospitaal
en het houdt meestal slechts stand
zolang gebruikt door ons allemaal.
Want gaat één het niet gebruiken
breekt het water door de dam.
Zullen er steeds meer opduiken
die zeggen: ik bepaal zelf wel wat kan.
Dus ben je nog niet ziek
aan jouw gezond verstand?
Bespaar dan anderen de kliniek
en zet je beter weten aan de kant.

Pasen 2020

De klokken beieren
en strooien eieren
als vlokken over het land.
Door ontwakende tuinen
vlinderen de kinderen
leggen de witte naast de bruine
in een mandje in hun hand.
De winter lijkt voorbij.
Maar het vasten niet gedaan.
De kerselaar staat er nochtans bij
alsof alles zijn gang mag gaan.
Chocolade smelt in de monden.
Maar de klokken gaan triest naar Rome.
Want in vele tuinen werd niets gevonden
omdat kind noch klokken er mochten komen.

Tel niet de dagen

Tel niet de dagen
van ons leven binnenstebuiten
Stel niet de vragen
waarom de wereld moest sluiten.
Tel niet het klagen
over muren en uren
Vertel niet van mensen die zagen
over hoe lang dit moet duren.
Tel wel het jagen
van kinderen op beren
Stel vast hoe bovenste luchtlagen
zich langzaam ten goede keren
Tel zij die zich wagen
voor het leven van anderen
Stel vast hoeveel je kan dragen
en zie de kans tot veranderen.
Tel wat van tel is.
Stel naasten gerust.
Het heersend gemis
maakt ons dieper bewust.

zaterdag 11 april 2020

Ode aan de vrouw


Moeder, dochter
en bron der lust
Zij die kinderen
slaapwel kust.

Vrouw, vriendin
en zinnebeeld.
Zij die in een gezin
lakens uitdeelt.

Zorgster, toeverlaat
muze van het hart
Zij die in de branding staat
en knopen ontwart.

Kameleon, duivel-doet-al
Een godin om te minnen
Zoveel rollen in getal
Geen man zou eraan beginnen.

Het leven vangt uiltjes

De zon straalt
en schenkt ons de schijn
dat het leven enkele draalt
en gauw weer de oude zal zijn.
De lucht blauwt
en schenkt wolkjes troost
Wil dat elkeen blind vertrouwt
op ijsjes voor de hele kroost.
De wind streelt
zachtjes de onrust uit het bloed
speelt in de haren van wie zich verveelt
en zucht: het komt heus allemaal goed.
Het weer verweert
zich tegen de mist die ons hangt
en lacht minzaam en ongegeneerd
met het leven dat angstig uiltjes vangt.

woensdag 8 april 2020

COVID-19

COVID-19
Vijand die we niet zien
Jij opent ons de ogen
laat zien wat we missen
nu we veel niet meer mogen
anderen voor ons beslissen
en het leven lijkt op te drogen.
COVID-19
Vijand met een impact ongezien
Jij toont hoe bijzonder normaal was
Hoe hele kleine dingen geluk maken
Hoe we breekbaar worden als glas
als onze huiden elkaar niet mogen raken
hoe alles gaat schuiven niet langer waterpas.
COVID-19
Vijand maar ook vriend misschien
jij die ondanks alle leed en vele doden
doet wat de mens op eigen kracht niet kan
die ons leert te antwoorden op echte noden
en laat zoeken voorbij de eigen achterban
hoe de wereld best een toekomst wordt geboden.

dinsdag 7 april 2020

Binnen

Binnen.
Binnenin.
We binden in
en zoeken stil
een weg naar buiten
voorbij de steriele ruiten
die ons binnensluiten
en verhinderen te uiten
wat leeft van binnen.
Het verlangen het
leven buiten weer
voor ons te winnen.

Commisaris Crimineel

Op het balkon van het Tiense stadhuis
tuurde de oude commissaris Crimineel
en wat hij zag leek hem niet echt pluis
Daar zat een vork niet goed in zijn steel.
Naast hem stond kleindochter Jozefien
sabbelend op twee vlechten in haar mond.
Het was een mooie pientere meid van tien
die opa zei: hoog tijd voor een suikerklont.
Commissaris Crimineel wist ze had gelijk
want wat er lag midden op de grote markt
dat was niets meer of minder dan een lijk
Maar betrof het moord of een hartinfarct?
Had iemand met een te kort muizenlontje
zichzelf verloren en deze mens gedood?
De oplossing lag vast in een suikerklontje
dat opa Crimineel vaak het juiste inzicht bood.
Samen zogen ze zo een puntje aan de vraag
Wat is er toch met deze arme mens geschied?
Tot de klontjes vielen als blokken op hun maag
Want lag daar naast het lijk geen reuze suikerbiet?
Jozefien en haar opa commisaris Crimineel
stonden hand in hand helemaal van hun stuk.
Van tegenslag krijgen we allemaal ons deel
maar wie sterft er nu in een suikerbietenongeluk?

Jij mag


Jij mag overal komen.
Wetten deren jou niet.
In mijn rusteloze dromen.
In mijn onverwerkt verdriet.

Jij mag stilletjes verdwijnen.
Lachen om de aardse dingen.
En als uit een doosje verschijnen
in vergeten jeugdherinneringen.

Jij mag de boeken lezen
waarin de woorden jou verstaan
Jij hoeft de morgen niet vrezen
die geen kant weet uit te gaan.

Jij mag je nestelen naast mij
op de dagen die daarom vragen.
Toch laat ik jou niet in alles vrij.
Ik wil jou in mij kunnen blijven dragen.

zondag 5 april 2020

We wandelen

We wandelen
langs onderwerpen en vragen
langs zorgen te lang verborgen
en springen over elke vorm van klagen.
We wandelen
en houden ons aan de afstand
volgen netjes de aangelegde paden
en omarmen de takken van het gezond verstand.
We wandelen
door de lente van onze nazomer
zien wat ontspruit en ons ontsnapt
de eeuwig piekeraar en dito dromer
We wandelen
en snoeien hier en daar in elkaar
wijzen op de bloem die in de ander bloeit
en laten wat nog moet rijpen ongemoeid.
We wandelen
en verdwalen in een stad die we kennen
proberen aan het nieuw normaal te wennen
en stellen elkaar bij het afscheid gerust:
De brand van Rome was ook niet op één dag geblust.

Bezoek


De zon schuifelt
door de kamer.
Schaamteloos en hartelijk
legt ze het stof bloot
dat opstuift onder
mijn strompelen
en toont onverbiddelijk
de strepen op het raam
van mijn bestaan.

Als een oud vrouwtje
met verstilde stem
vertelt ze hoe de  dingen zijn
in volle zonneschijn
en zonder te oordelen
verlegt ze slepend mijn blik
naar de anders levenloze
dingen die oplichten
onder haar aandacht.

Wimpels van een
vervlogen feestje, half gelezen
boeken die met gekromde rug
openliggen, kruimels die het
ontbijt overleefden en de vloer
korzelig maken. Daartussen de
lege lucht die stemmen ontbeert
om te kunnen trillen.

Als ze de kamer verlaat,
neemt ze getrouw een vleugje
kleur van alles mee en laat
de kamer bleker achter dan
voorheen. De vreugde
om haar bezoek wordt
weemoed. Het stilleven
valt stil.