vrijdag 18 december 2015

Lezen

Ik voel de aarde draaien
Zij draait wat rond haar as
Ik voel de winden waaien
Er valt regen in een plas
Ik zie de vogels vliegen
Vrije vogels in de lucht
Ik zie de bomen wiegen
Vol bladeren en vrucht
Ik hoor een baby huilen
om melk van een borst
Ik hoor seizoenen ruilen
van zomerzon tot vorst
Ik ruik vergeten geuren
de aroma van het land
Ik zie de schilderskleuren
van een meesterlijke hand
Ik voel de wereld draaien
zoals hij altijd is geweest
Hij is niet naar de haaien
Het is maar hoe je ‘m leest.

woensdag 16 december 2015

Zeemeermin met haken


Boer met laarzen


Machteloos



Er is wat loos met macht
hij voor wie ik nooit koos
acht die hem toebedacht
en ons maar waardeloos

Er is wat loos met macht
onmacht maakt ons broos
je lijdt eenzaam in de nacht
mijn geest raast radeloos

Er is wat loos met macht
In nood een lege doos
Wat rest is eigen kracht
al is die niet grenzeloos
 
Er is wat loos met macht
erg vaak maakt ze boos
wie heil van haar verwacht
Even triest als machteloos

dinsdag 8 december 2015

De kat en de spin

Een spinnende kat
en een kattige spin
zaten samen in bad
zonder water er in
Het bad bleek te glad
om een web in te weven
Dus sprak poeslief de kat
Spin, ontspan je nu even
Ga daar bij het gaatje staan
en vertrouw op wat zal komen
Toen draaide kat aan de kraan
en liet spin door de afvoer stromen
Kat glimlachte hogelijk voldaan
en verloor zich in het spinnen
Maar daar kroop door de kraan
spin woedend weer naar binnen
Ze propte de stop in het bad
en liet water de strijd winnen
Nu hebben wij een kattige kat
en zit er een spinnetje te spinnen.

zondag 6 december 2015

De matroos en het meisje (6)

Het meisje fluistert.
Jij alleen kunt jezelf  redden.
Ze breekt het hart verder in klein stukjes.
En voedert hem.
Tot de laatste kruimel.
Dan slikt de zee een eerste maal.
De matroos.
Nogmaals.
Het meisje.
Ver daarboven trekt de maan.
Zich uit de sikkel en het tij uit zichzelf.
De wind scheurt zich uit de bomen.
Bevrijd als een veulen in de lente.
Als een waanzinnige spreeuwenzwerm.
Ze bolt de zeilen en voedt de golfslag.
Alle sterren hervinden hun plek in het uitspansel.
Behalve één. Daar heerst nu een zwart gat.
Kleine en Grote Beer blikken nog één keer.
En trekken zich dan terug voor de dag.
Duizenden schepen lichten anker.
Zonder anker te lichten.
Zetten koers richting oosten.
En gooien zich in de rode gloed.
Van de opkomende zon.
Op boot duizend-en-één ligt een drenkeling.
Bewusteloos.
Wijfelend tussen leven en dood.
Maar dan baart de branding.
Een tweede maal.
Hetzelfde meisje.
Gooit haar in de put in het zand.
Als in de palm van een hand.
Haar bedaarde hartslag raakt zijn radar.
Trekt hem uit zijn twijfel.
Terug het leven in.
In zijn hart roert zich het woord.
Dat voortaan zijn bloed voedt.
Dat bij elke verwijderde zeemijl groeit.
En groeit tot zijn hart zal barsten.
Tenzij hij tijdig terugkeert.
Gehoor geeft aan het woord.
Dat zij hem schonk.
Saudade.


zaterdag 5 december 2015

De matroos en het meisje (5)

Het woord zoekt het hart.
Van de matroos. Om zich te nestelen.
Maar het nest ligt er verlaten bij.
De matroos voelt dat het te laat is.
Onomkeerbaar.
Haar sirenewoord galmt door zijn lichaam.
Hij is gedoemd tot terugkeer.
Gevangen in een verlangen.
Naar haar.
Panisch vlucht hij de zee op.
Rent tegen beter weten in.
In de armen van zijn lot.
Op het strand ontwaakt het meisje.
Uit verdwazing. In verbazing.
Aanschouwt ze de ontwrichtte nacht.
Ze beeft.
Beseft dat ze leeft.
En dat er niemand meer op haar wacht.
De zee heeft genomen. Als een moloch.
Lijkt voldaan en nu tot rust gekomen.
Het meisje steekt zich in de jas.
En haar handen in de zakken.
Voelt de twee gestrande wrakken.
Die hijgend uit hun voegen barsten.
Ze sust en ze smelt.
Tot de tweeling weer naar elkaar overhelt.
Het hart gaat slaan.
En de matroos zakt door de zee.
Hij schreeuwt. Het water kolkt. Gevoelens overspoelen.
Aan de rand van het wak verschijnt het meisje.
Met zijn kloppend hart in haar handen.
Hij schreeuwt.
Red me en breek het.
Het meisje knikt niet begrijpend.
Red me en breek het voor ik verdrink.
Ze breekt het hart. Als een hostie.
Het wak sluit zich. Als ijs.
De matroos zit nu klem in de zee.
Vanaf zijn middel.
En ziet zich gevangen
in de grote verbaasde ogen.
van het meisje. Zijn meisje.

donderdag 3 december 2015

De matroos en het meisje (4)

Uit het ontspoorde firmament valt een ster.
Als een antwoord. Zelfbewust.
Scheert over de matroos.
Laat zijn bloed keren.
Lonkt en lokt hem.
En stort zich in de verbaasde open mond.
Van de vulkaan.
De matroos mompelt moeder en verlaat het schip.
Laat achter wat was.
Waadt over de verstilde zee van matglas.
De ster achterna. Het eiland tegemoet.
Daar roert de wind zich in de bomen.
Snokt aan de takken.
Zoekt zijn vrijheid. Tevergeefs.
Als de matroos het strand betreedt,
trekt een siddering door het eiland.
Het meisje rilt.
Haar rode lippen gloeien.
Als een vuurtoren.
Als een baken tussen de klippen
Van zijn angst.
Hij drapeert zijn jas over haar koortsige lichaam.
Legt zichzelf tot spiegelbeeld.
Haar ogen blijven geloken.
Maar haar mond opent zich.
Als een valburg.
Hij opent zijn mond.
Als een luisterend oor.
Dan een bliksemschicht.
Iets schiet als bevrijd haar keel uit.
Zijn mond binnen. Zijn aderen in.
Onrust in een woord.
Saudade.

woensdag 2 december 2015

De matroos en het meisje (3)



Aan de horizon kraken duizenden schepen.
Wachten noodgedwongen en in vertwijfeling.
Op het gebruikelijk golven. Op vertrouwde wind.
Als een uiteengeslagen vloot. In het wilde weg verankerd.
Zonder ankers.
Als geverfd op een schilderij.
Op boot duizend-en-één heerst de nacht
De bemanning waakt.
Met dichtgeknepen ogen.
Vol verlangen zich te verliezen.
In de troostende armen van de slaap.
Eén matroos knijpt zijn knokkels leeg aan de reling.
Hij zoekt matroost.
Blikt in de stuurloze sterrenhemel.
Moeder, waarom heb je mij verlaten?
Waarom dacht je dat het mij alleen lukken zou?
De gladde zee onder hem spiegelt.
Geeft verlies een gelaat.
Het zijne.
Maar hij is niet in staat het te zien.
Het witte eiland aan de horizon wenkt.
Zijn handen zoeken houvast.
In zijn jaszakken.
Bevend omvat hij beide stukken.
Beide stukken gebroken hart.
Eén stuk in elke zak.
Kloppend in winterslaap.

dinsdag 1 december 2015

De matroos en het meisje (2)

Haar hart klopt in winterslaap.
Laag. Gelaten.
In de kamers van dat hart ijsbeert een woord.
Kamer in. Kamer uit.
Eén, twee, drie, vier en terug.
Zonder thuis te komen.
Saudade. Saudade. Saudade.
In haar hoofd baadt alles in licht.
Okergeel en warm.
Gloeilamplicht.
Het woord vindt er geen gehoor.
De gedachten stremmen.
Vallen stil, lossen op, geven prijs.
Hoog boven het meisje botsen sterren.
Verdwaald en verdwaasd.
Sterrenstof vlokt tot sneeuw.
Wit het eiland en omhult het meisje.
In al dat wit slechts een druppel vaalrood.
Als een wonde, een klaproos.
Haar lippen.

De matroos en het meisje (1)

In de inktblauwe nacht hangt de maan in haar sikkel.
Als in een hangmat.
Sterren drijven uit hun sterrenbeeld.
Staken het gefonkel.
De wind valt uit de lucht.
Klampt zich vast aan de takken van de bomen.
Bomen zetten hun wortels schrap.
Het tij keert.
Keert zich in zichzelf.
De golfslag valt stil. De zee wordt plat en glad.
Duizenden bootjes met slappe zeilen dobberen sur place.
Ogenschijnlijk half weggezonken in glas.
Op het eiland kreunt de oude vulkaan.
Zucht een laatste wolk naar buiten.
Dan is alles stil. Verstild.
Op het strand ligt een meisje.
In een kommetje in het zand.
Als in de palm van een hand.
Roerloos.
Eén traan hapert in een ooghoek.
Vangt het licht van de luie maan.

zondag 29 november 2015

Wee van heimwee

Wee van heimwee
naar mijn thuis in polaroid
met boomgaard en kleinvee
en bompa die de bomen rooit
Wee van weemoed
naar kachels die brommen
naar buren met hun ochtendgroet
en ganzen die hun nekken krommen
Wee van heimwee
naar het getik van breipriemen
het kraken van naald op elpee
terwijl regenvlagen tegen ruiten striemen
Wee van weemoed
naar wafelgeur en zondagsleur
het vrolijke wapperende wasgoed
de krakende trap en piepende binnendeur
Wee van heimwee
naar petit-beurretaart in de glazen kast
de gepluimde kippen en eigen bereide paté
het emaillen schaaltje voor wie de handen wast
Wee van weemoed
naar ademwolken uit de wintermond
kermiskoorts die door het dorp woedt
en moeder die op een zijstreep stond
Wee van geweeklaag
om verleden dat zich niet laat betreden
alles verdwijnt onder het stof van vandaag
nu er vooral om overleven wordt gestreden.

zaterdag 28 november 2015

Naakt

We zijn naakt en diep geraakt
Er sluipt nacht in onze ogen
We weten niet wie er waakt
wie recht heeft op mededogen
Onze huid zucht zonder geluid
bloed bonkt in onze gedachten
We zwijgen oorverdovend luid
We weifelen wars en wachten
We zijn naakt en zon ontwaakt
het verraad smelt bij dageraad
Als ons ademen de ander raakt
is het de mens in ons die opstaat.

vrijdag 27 november 2015

De kracht van afwezigheid

Er is geen poort meer in Leuven
die heet voluit de Tiensepoort
Een plek vol fluisterende gleuven
waar werd liefgehad en gemoord

Er is geen ijsberg in het noorden
waartegen de aarde te pletter slaat
ondanks alle vage klimaatakkoorden
waar eigenbelang boven het lijstje staat

Er is geen geloof in almachtige goden
die de mens verantwoordelijk maakt
dat hij zorgt voor dijken vol met zoden
en dat de leegte zinvol ingevuld raakt

Er zijn geen geliefden in de hemel
die ons op onze tijdelijkheid drukken
die de relativiteit van ons gewemel
tonen, wij gelukzoekers op krukken.

woensdag 25 november 2015

Waterpas

Onze woorden waaien weg
als de haren van je hoofd
de dokters houden overleg
maar niets wordt er beloofd

We oefenen onze onmacht
tegen wil en tegen dank
de overschaduwende nacht
zet onze ogen vaker blank

We zwijgen en verzwijgen
stokken abrupt in een zin
Wat we niet gezegd krijgen
hangt triest tussen ons in

We lachen om niet te huilen
herinneren ons hoe het was
voor iets jou kwam bevuilen
voorgoed weg van waterpas

We zijn mensjes die hopen
op wat meer toebedeelde tijd
om alles aan elkaar te knopen
tot troostende verbondenheid.

Onder de mensen

Het was weer makkelijk
eenzaam zijn
tussen een groep
gelijkgestemde zielen
Plots klonk
weer dat refrein
tussen de stiltes
die er vielen:


Jij bent anders dan normaal
en dat mag je best zo houden
de bijzonderste van allemaal
een afwijking op het vertrouwde

Dan lach ik wat beaat
val binnenin uit elkaar
In hun woorden
schuilt geen kwaad
terwijl ik een nieuwe
verwijdering ervaar:

Jij bent anders dan normaal
en dat mag je best zo houden
de bijzonderste van allemaal
een afwijking op het vertrouwde

Ik heb hier niet te kiezen
anders ben ik en moet ik zijn
en als ik me niet
in zelfmedelijden wil verliezen
moet ik leren aanvaarden
wat weerklinkt in dat refrein:

Jij bent anders dan normaal
en dat mag je best zo houden
de bijzonderste van allemaal
een afwijking op het vertrouwde.

zondag 22 november 2015

Knuffelen

Als u mij wil knuffelen
Ga gerust uw gang
Ik zal niet aan u snuffelen
Wees daarvoor maar niet bang
En als ik daarbij verstijf
Hou het knuffelen dan aan
tot de zenuwen in mijn lijf
zich ontspannen gaan
Dan kunnen we warmte delen
tederheid in een lichaamsgebaar
Zo worden we wezens die zich helen
twee opgerolde egels tegen gevaar
Vanuit wederzijdse geborgenheid
zullen onze lichamen heropleven
om na het onvermijdelijke afscheid
heel even door alles heen te zweven
Dus als u mij wil knuffelen
Ga vooral gerust u gang
en als u mij daarna wil besnuffelen
Dan is dat in ons beider belang.

donderdag 19 november 2015

Voor het slapen gaan

Mijn kleine meid van vijf
roept lichtjes ontzet
Papa, ik ben bang
voor spoken
onder mijn bed


Ik roep vlug terug
vanuit de gang
Lieverd het staat
buiten kijf,
nog nooit zijn ergens
spoken opgedoken

Dan roept mijn zoon
van acht
met te hoge toon
Papa, ik ben bang
voor wolven
in de nacht
Die bestaan wel.

Ik zwijg een tel
daar in de gang
en antwoord dan bewust
Wees ook jij gerust
Wolven leven ver
van hier
en eigenlijk is
de wolf een trouw
en beschermend dier.

Dan fluistert mijn dochter
van elf
alsof ze praat tegen zichzelf
Ik ben bang
voor een terrorist
een jihadist
die alle menselijkheid
mist.

Ik zit verslagen
in de gang
zwijg veel te lang
tot ons beider onbehagen
Wat wou ik
dat ik ook voor haar
een geruststellend antwoord
wist.

woensdag 18 november 2015

Sprookje

Ooit was er eens een sprookje
met rotte ridders zonder paard
Dat hun zaak stonk dat rook je
Er kwam zwavel uit hun baard

Ze trokken heel de wereld rond
en brandden ganse dorpen plat
Al wie hun ideeën stinken vond
maakten ze uit voor galg en rad

Zo zaaiden ze tranen en terreur
in naam van god en hun geloof
Tot plots de wonderlijkste geur
zich over de rotte ridders schoof

De geur van lente en van rozen
deed hun duizelen in hun hoofd
Liefde had nu de aanval gekozen
Haat werd van zijn vuur beroofd

De ridders openden alle ramen
van hun huis en van hun geest
om zich voortaan te bekwamen
tot een mens die niemand vreest.

dinsdag 17 november 2015

We zijn hart

We bouwen op
We breken af
We zijn non-stop
moedig en laf


We worden groot
We blijven klein
Tot aan de dood
vermijden we pijn

We hebben lief
We worden wijs
We zijn inventief
gaan onder de prijs

We wankelen vaak
We wandelen voort
We vrezen de wraak
die vrede verstoort

We geven veel
We nemen meer
Elk ander werelddeel
wacht op de ommekeer

We zijn allen mens
We zijn ook beest
Voorbij een grens
verduistert de geest

We zijn nu eens wel
maar dan weer niet
We zijn elkanders hel
hij die bloed vergiet

We zijn goed en groots
We zijn tot alles in staat
Toch zien we ruimschoots
hoe de mens wonden slaat.

We zijn wit
We zijn zwart
Maar vooral dit:
We zijn hart.

maandag 16 november 2015

Wij zijn niet goed bezig

We zijn niet goed bezig
Er gaat van alles fout
De rede lijkt afwezig
en Venus heeft het koud


We zijn niet goed bezig
Er gaat van alles stuk
Haat is alom aanwezig
en ons denken is kaduk

We zijn hier met te veel
veel die het niet weten
Iedereen wil zijn deel
ook al is het opgegeten

We zijn hier met te veel
met geen of veel geloof
dat geeft luid gekrakeel
we eindigen samen doof

We zijn niet goed bezig
onmacht grijpt de macht
Taal wordt hard en pezig
wie is de laatste die lacht

Wij zijn niet goed bezig
Er gaat zo veel verloren
Begrip is alom afwezig
In Babel herrijst een toren.

dinsdag 10 november 2015

M.M. (5)

Water brak
de hemel huilde
regen tikte op het dak
toen jij het hogere
voor het aardse ruilde


Je kwam thuis
in je eigen huid
veroverde
een plaats in huis
met een eigen kleur
een eigenwijs geluid

Blonde wilde krullen
boven een blauwe blik
kinderhandjes
die zich vullen
en voetjes
die hun weg gaan
vrij en vrij van schrik

Vragen en behagen
het hart vol op de tong
talent om anderen
te dragen
vol humor
met de juiste wrong

Blijf jij
met je gretige geest
en je blozend lijf
een stille kracht
die geneest
mijn voorbeeldje
van nu al vijf.

vrijdag 6 november 2015

Annie



Annie kon heerlijk verzen smeden
en was een ware woordenschmidt
ze wist de wereld altijd te betreden
als een kind dat vol met streken zit

Annie schreef baldadig en weldadig
over een wereld die vervlieden zou
in haar bleef de eenvoud  voorradig
bleken zomers warm en winters kou

Annie verzon de gekste personages
van piccolo’s met de juiste etiquette
tot Minoes die bij haar hoogtestage
in een boom alles op stelten zette

Annie had in het hoofd een menagerie
de kakkerlak Zaza en spin Sebastiaan
Langhors een paard dat telde voor drie
en Lispeltuut gaf Pluk zijn richting aan

Annie is Shakespeare voor de kleintjes
het eeuwig jeugdige hart met dito bril
vol mens- en  tijdkritiek maar zo fijntjes
dat je in al haar verhalen wel leven wil.


donderdag 5 november 2015

Boekenband

Ik boek mezelf graag boeken
stille plezierreizen in de tijd
een vinden zonder zoeken
weg van tegenwoordigheid

Ik taal om trage verhalen
vol zinnen met een punt
met mensen die verdwalen
en catharsis wordt gegund

Ik romantiseer de romans
als zalf op mijn misantropie
de troostende woordendans
langs de randen van utopie

Ik verdwijn in verhaallijnen
om te wandelen in de waan
dat er wijsheden verschijnen
die me mezelf leren verstaan.

woensdag 4 november 2015

Gewoon

Gewoon een potje huilen
want wat er zit moet er uit
Het gemoed eens ontvuilen
voordat alles te pletter stuit

Gewoon tranen laten stromen
ooit blijkt elke emmer te klein
vrijlaten wat toch moet komen
om daarna licht en leeg te zijn

Gewoon verdriet laten vloeien
ontzouten voor alles verzuurd
Ook al voel ik de ogen gloeien
de brok blijft er stevig ommuurd

Gewoon eens een potje bleiten
ter opklaring van de te ijle lucht
maar wat komt zijn zelfverwijten
stille treurnis en een diepe zucht.

maandag 2 november 2015

Ik kijk graag

Ik kijk graag naar het leven
en hoe het wordt geleden
langs de randen van bijna
Hoe het wordt kleur gegeven
ondanks de onvolkomendheden
en hoe ik daar van te kijken sta


Ik kijk graag naar het opzetten van bomen
met geleende verhalen
en immer groeiende getallen
ook al zal eens de herfst komen
waarbij de grote woorden telkenmale
als herfstbladeren vallen

Ik kijk graag naar de mens
Speelbal van zichzelf en de anderen
op de golven van geluk en miserie
hoe een intrinsiek goede wens
tijdens de vervulling kan veranderen
blijft een onontrafeld mysterie

Ik kijk graag naar de natuur
hoe ze wars haar wetten stelt
voorbij de waan van de dag
Als een vader die in het avonduur
op de rooster telt
wie en wat morgen nog leven mag

Ik kijk graag naar wat is geweest
Het stromen en haperen van de tijd
Het kantelen van zwart naar wit
Hoe vergeten oude wonden geneest
en de strijd tegen zinloosheid
ons in de genen zit

Ik kijk graag bij het deemsterend licht
hoe scherpe randen vervagen
en verlangens vorm krijgen
Hoe het leven wordt gedicht
als we een geliefde vragen
aan je zijde te kijken en te zwijgen

Ik kijk graag af en toe met jouw ogen
gevoed vanuit een groter hart
en de wijsheid van een hard verleden
De schaduw nu over jou gebogen
is een nieuwe reis die start
in de eeuwige zoektocht naar tevreden.

zaterdag 31 oktober 2015

De ekster





Een ekster wandelt door de tuin
en pikt de pieren uit mijn grond
Hij houdt zijn hoofd even schuin
en bezorgt mij een open mond

Hoe ziet hij wat ik niet kan zien
malse weelde voor een vogelbek
Kijkt hij met zijn gevoel misschien
is dat net de mens zijn blinde vlek

We lezen niet onder het oppervlak
enkel het gebroken licht in ons oog
De ekster grijnst nu vanop zijn tak
wie voert er met de wereld dialoog?


vrijdag 30 oktober 2015

Bloem die niet wil geuren

Okee, dan niet
Als jij me niet graag ziet
Wat zouden we dan treuren
om wat toch niet zal gebeuren


Dus welaan, gedaan
met wat toch niet kan bestaan
Maar kom later ook niet wenen
om de kansen die verdwenen

Tot ziens, misschien
Het maakt niet uit wat ik verdien
We kunnen enkel hopen
dat we niet dé liefde lieten lopen

Vaarwel, ma belle
en al ben ik niet van tel
Toch liet je mij hier dromen
van een bedding om in te stromen

Maar hee, okee, dan niet
Geen druppeltje verdriet
Want wat zou ik zitten treuren
om een bloem die niet wil geuren
Om een bloem die niet wil geuren.

Roestbruin



Sponsen broekskes
Het haar strak in een middenstreep
Wakke vitabiskoekskes
en tantes met een chocoladenreep

Gele rubberen bottekes
Olieregenbogen op de natte straat
Stilgekoesterde dorpzottekes
en koude oorlogen tegen Het Kwaad

Zwart rode overvalmutskes
Luchtgitaarke spelen na het bad
Afrikaanse hongerdutskes
en meesters met een slaande lat

Oranje regenkawekes
Sneeuw in de winter en op teevee
Woensdagmiddag erwten met pekes
‘s zomers plakkerige ijshandjes aan zee

Flanellen hemdjes
Gezichtjes wassen met wat speek
Prachtige 10 frank centjes
en jij moeder die onvermoeibaar leek

Jeans onder je bloemenkleed
laarzen die ik uittrekken moest
Het was een tijd dat tijd trager gleed
Verschoten herinneringen bijna weggeroest.


woensdag 28 oktober 2015

De mening van een aardig ding



De mens dat is een aardig ding
Een vreemde- en vermeteling
Een zonder- en een lieveling
die vanuit overtuiging en aarzeling
komt tot verheerlijk- en vernietiging

De mens dat is een aardig ding
Een enkeling uit op vermenigvuldiging
met altijd die vertwijfeling
tussen lust en loutering
verheffing en vernedering
bewonder- en verwondering

De mens dat is een aardig ding
Een weerloze opstandeling
vol schittering en begeestering
met die eeuwige omwenteling
tussen zelfverloochening
en zelfverwezenlijking

De mens dat is een aardig ding
Een vroeg verdreven banneling
die uit neiging
naar verander- en verovering
de eigen dampkring
al vaak te buiten ging

De mens dat is een aardig ding
Een levend geworden poging
tot verbetering
die tussen hunker- en herinnering
meer wil zijn dan een rimpeling
voor de finale ontluistering

De mens dat is een eigenaardig ding