dinsdag 11 oktober 2016

Grootvader



Op de bank
van vermolmd hout
aanschouwt hij
de winterbedden
met geknakte prei,
de uitdroogde uienrij
al lang niet meer te redden

Op de bank
langs het tuinpad
bad hij ooit
dat het zaad zo
teder gestrooid
ontluiken zou
in tuin en vrouw.
Hij vond zijn beden
ongehoord verhoord.
 
Op de bank
werd gelachen.
Gehuild. In de armen
van vader geschuild
Woorden gewisseld.
Verzwegen. Gezwegen.
Plannen bedisseld
voor de zonneschijn
na de regen.

Achter de bank
de serre met tomaten
waar we de tijd vergaten
lezend in de najaarszon
of onze eigen
verveling maten
aan het druppelen
in de regenton
terwijl hij zoveel
lamlendigheid
niet begrijpen kon

Op de bank
van vermolmd hout
aanschouwt hij nu
de winterbedden
met geknakte prei
en wacht
op het vallen
van de duiven
de avond
het laatste gordijn
dat toe begint te schuiven
Hij wacht en verlangt
terug bij haar te kunnen zijn.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten