Ooit was er eens een sprookje
met rotte ridders zonder paard
Dat hun zaak stonk dat rook je
Er kwam zwavel uit hun baard
met rotte ridders zonder paard
Dat hun zaak stonk dat rook je
Er kwam zwavel uit hun baard
Ze trokken heel de wereld rond
en brandden ganse dorpen plat
Al wie hun ideeën stinken vond
maakten ze uit voor galg en rad
en brandden ganse dorpen plat
Al wie hun ideeën stinken vond
maakten ze uit voor galg en rad
Zo zaaiden ze tranen en terreur
in naam van god en hun geloof
Tot plots de wonderlijkste geur
zich over de rotte ridders schoof
in naam van god en hun geloof
Tot plots de wonderlijkste geur
zich over de rotte ridders schoof
De geur van lente en van rozen
deed hun duizelen in hun hoofd
Liefde had nu de aanval gekozen
Haat werd van zijn vuur beroofd
deed hun duizelen in hun hoofd
Liefde had nu de aanval gekozen
Haat werd van zijn vuur beroofd
De ridders openden alle ramen
van hun huis en van hun geest
om zich voortaan te bekwamen
tot een mens die niemand vreest.
van hun huis en van hun geest
om zich voortaan te bekwamen
tot een mens die niemand vreest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten