Midden in de stad
bleef ik opgewonden staan
zonder dat ik er erg in had
bleek mijn blik omhoog gegaan
In mij roerde plots de jongen
met lichtheid in zijn tred
die ik eertijds noodgedwongen
uit mezelf had gezet
Hij durfde zwelgen in blauw
en lachend huilen in lenteregen
zijn lippen likten druppels ochtenddauw
gêne hield hem absoluut niet tegen
Blik en hart waren veel te wijd
daarmee had ik het nooit gered
maar nu en zonder strijd
lijkt de jongen weer aan zet
Hij laat me weer de vogels horen
de luister van een sterrennacht
ik omarm wat ik was verloren
de jongen die om mijn onmacht lacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten