vrijdag 17 juli 2015

Brief aan de liefde

Op 't einde van een doodlopende straat
staat een jongen eenzaam 's avonds laat
De hemel huilt hard en de jongen weent
buiten zijn tranen lijkt hij alom versteend

De regen stroomt bij beken langs zijn jas
en schept aan zijn voeten zo'n regenplas
dat zijn schoenen snel onder water staan
 en de kousen erin aan het soppen gaan

Zijn blik is strak op een papier gericht
dat hulpeloos in het water te drijven ligt
een brief die de postbus niet heeft bereikt
zodat de laatste hoop van zijn zijde wijkt.

Plots roert een vrouwenhand zijn schouder
en vraagt een stem naar de afwezige ouder
Hij bukt zich haastig en pakt het vod papier
dan zeggen zijn ogen: ik wil nu weg van hier

Hij neemt haar hand en zij een besluit
en trekt eens thuis zijn natte kleren uit
Ze wikkelt hem in, zet hem bij het vuur
brengt hem terug op kamertemperatuur


Dan vraagt ze 'm zacht: wat deed je daar
maar hij antwoordt met een vaag gebaar
en zucht: Ik wil me niet ondankbaar tonen
maar weet u misschien de liefde wonen

Die vraag legt in haar iets verzwegen bloot
en kleurt de wangen prompt scharlaken rood
Ze stamelt: De liefde heeft geen vast adres
haar niet zoeken is de allereerste levensles.

De liefde volgt ondoorgrondelijke  wegen
en wie niet zoekt komt haar vanzelf tegen
Maak alleen niet de fout je weg te stoppen
als zij ooit ook op jouw deur komt kloppen

Maar je bent nog jong en je pad is pril
sta nu nog niet teveel bij de liefde stil
Laat al spelend je hart verder opengaan
dan zal het later vanzelf de liefde verstaan

De jongen zwijgt lang, antwoordt dan stug
Bedankt voor je hulp maar nu wil ik terug
naar huis waar er ongerust wordt gewacht
het vuur dooft uit en is klaar voor de nacht

Ze glimlacht begrijpend, kleedt hem weer aan
buiten schuift de maan achter wolken vandaan
De lucht is nu zacht en vol van naregengeur
hun samenzijn stopt bij een geopende deur.


Daarin staat een mooie man lichtjes gebogen
met een treurige zonsondergang in zijn ogen
maar als dan zijn blik zich op hun beiden richt
verdwijnt de verkrampte onrust uit zijn gezicht

Hij omarmt zijn zoontje met een teder gebaar
Zo innig herenigd nemen ze haar amper waar
Als ze wil weggaan, weg van dit verstilde geluk
voelt ze iets in de zakken en stopt met een ruk

Het blijkt de natte prop papier uit de regenplas
waarmee heel deze ontmoeting begonnen was
Zal ze het terug geven of neemt ze hem mee
Ze reikt het de jongen maar die schudt van nee
           
Zo wandelt ze huiswaarts met naast de brief
het beeld van een jongen ontwapenend lief
en ook dat van een ietwat mysterieuze man
waar ze de vinger maar niet opleggen kan.



Ze droogt de brief bij het vuur in de haard
in de hoop dat die het mysterie verklaart
De letters zijn vaag, de tekst doelgericht
woord na woord wordt ze tot lezen verplicht       
  
Beste liefde, je bent gekomen en gegaan
uit het eerste ben ik jaren geleden ontstaan
maar de dood wist moeder mee te nemen
en ben jij met haar uit ons leven verdwenen  

Sinds toen is mijn vader een gebroken man
die nauwelijks zijn adem nog ademen kan
alsof zijn stem in zijn mond lijkt verstomd
is levenslust in een vuile veeg weggegomd

Dus allerliefste liefde, ik smeek het jou stil
of je nog een tweede keer verschijnen wil
Nee, om een nieuwe moeder vraag ik niet
maar wel geluk tot pleister op zijn verdriet

Het laatste woord vervloeit in haar tranen
terwijl al de vorige zich naar binnen banen
en daar samensmelten tot één puzzelstuk
dat het gat wil vullen in haar eigen ongeluk

De brief doet in haar een wonderlijk werk
Op een dag voelt ze zich voldoende sterk
om de weg naar de jongen terug te gaan
Haar hart klopt en er wordt open gedaan.
    
           




Geen opmerkingen:

Een reactie posten