Ik lig er verlaten bij,
na lang te zijn
bewoond.
Wat rest is
averij
en wind die zachtjes
hoont.
De ogen luiken
toe.
In de oren groeit
er gras.
Licht breekt bleek
en moe
in het alom
verspreide glas.
Het druppelt in
het hart
De aders roesten
bruin
Kraaien krassen
hard
in de wild
opgeschoten tuin.
Ik lig er
verlaten bij.
Echo stemmen van
weleer.
Wolken schuiven
over mij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten