Een vrouw rilt
wit blank landschap
verblindend en zacht
dat dempt en verstilt
en op toeschouwers wacht
De sneeuw vlokt
Een vrouw schokt
naakt en kwetsbaar
albasten schoonheid
die zwijgend verblijdt
een altruïstisch gebaar
De sneeuw glooit
Een vrouw plooit
vleugje verleidelijkheid
die geeft zonder weten
een onderhuids vergeten
uitnodiging tot oneindigheid
De sneeuw knerpt
Een vrouw kermt
Nu met voeten getreden
en na het gulzig graaien
is de onschuld vergleden
heersen de krassende kraaien
De sneeuw smelt
Een vrouw vervelt
De winterwind trekt voren
scheurt diep in de aarde
in het oog ligt er bevroren
smet die de oorlog verklaarde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten