Hij had één venster op de wereld
met vier verroeste traliën ervoor
daarrond alles wit egaal betegeld
gedempte geluiden drongen door
Niemand had hem ooit opgesloten
hij had zich van zijn vrijheid beroofd
afleidende ruis bewust buitengesloten
sociale contacten in de kiem gedoofd
De stilte kon er oorverdovend zijn
razend bloed, een zucht die stormde
tot voedsel van een hongerig brein
dat gestaag alles rondom vervormde
Zijn huid voelde het weer van de dag
zijn mond proefde wat in bloei stond
en al wat er in de lucht verborgen lag
las hij door het raam dat openstond
Na dagen van ontwrichtende isolatie
schoof hij een briefje onder de deur
dat zorgde voor een felle consternatie
al wat ik jullie nalaat, is lichaamsgeur.
Nooit heeft hij de kamer nog verlaten
geen mens weet wat hem heeft bezield
Al wie toch nog met hem wou praten
zit tussen zijn oude kleren geknield.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten