kon je frĂȘle ongrijpbaar zijn
zat je stil voor je uit te staren
leek je hart verboden terrein
Als een vogel wreed gekooid
door de banale werkelijkheid
wachtend op wind die ontdooit
en ruimte voor je kwetsbaarheid
Iets heeft ons toen vervlochten
de praatvaar en de stille kracht
wij twee die herkenning zochten
wij de wezenlozen van de nacht
In jouw ogen waart nu stil geluk
aanvaarding waaruit je kan gaan
vanuit vertrouwen en zonder druk
snij je telkens nieuwe wegen aan
Altijd zal wel iets verborgen blijven
je hartenkronkels die ik niet snap
maar laat ons nog jaren schrijven
in het boek genaamd vriendschap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten