Vloeibaar ijlt het door de stad
gezucht onder vrouwenrokken
de lucht klam en overtrokken
het druppelt geil op ieders pad
De muren bronstig en klam
kaatsen het krols freulegelach
paartijd op een warse winterdag
de stad legt zwetend zichzelf lam
Klimaat neemt de maat der dingen
laveloos raakt de waarheid ontbloot
dan een stranden in elkaars schoot
tot wind en regen het einde zingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten