De dag was goed begonnen
Als pasgeboren licht
Ze vond alles om te zoenen
Ja hoor, zelfs mijn gezicht
We aten en we lachten
Deden aan gelukkig zijn
Maar een droevige gedachte
veroverde plots terrein
Ze trok de stilte aan
Als een jas tegen de regen
In haar oog aarzelde een traan
Over het waarom werd er gezwegen
Ze beloofde het te vertellen
van zo gauw ze het zelf wist
Ik voelde haar droefenis in me zwellen
als opkomende mist.